
Vanuit het nieuwe HAN LEV Kenniscentrum zullen onderzoekers samen met partners toepasbare kennis ontwikkelen en delen rondom veelzijdige vormen van duurzame micromobiliteit voor personen en goederen. In het recent afgeronde project Gas op Elektrisch stond een vergelijkbaar duurzaamheidsvraagstuk centraal. In dit project, dat de Hogeschool van Amsterdam samen met praktijkpartners en de HAN heeft uitgevoerd, is onderzocht met welke logistieke concepten, laadstrategieën en gedragsinterventies zero-emissievervoer voor servicebedrijven te realiseren is.
Het project was gebaseerd op drie pijlers: logistiek, energie en gedrag. De HAN is bij dit laatste onderdeel actief betrokken geweest, en verschillende HAN-onderzoekers hebben in de loop van 2019 en 2020 individueel en in groepsverband gesproken met 27 monteurs. Tijdens deze gesprekken werden de deelnemende monteurs gevraagd naar hun verwachtingen, houding en ervaringen ten aanzien van elektrische busjes en andere vormen van (licht) elektrisch vervoer.
Hun reacties waren niet over één kam te scheren. Sommige monteurs waren heel positief over de inzet van (L)EV’s en de bijdrage die zo’n vervoermiddel kan hebben aan het behalen van de klimaatdoelstellingen. Anderen waren daarentegen zeer kritisch over zowel het gebruiksgemak als de duurzaamheidsimpact van emissieloze voertuigen. Enkele monteurs stelden zelfs dat EV’s en (de opwekking en opslag van) elektrische energie juist helemaal niet duurzaam zijn.
In pilots is binnen Gas op Elektrisch in de praktijk getest met de inzet van een elektrische bestelbus en elektrische bakfietsen. En die ervaringen waren – wat betreft de voertuigen – best positief! De elektrische bus bleek comfortabel en onzekerheden over de actieradius waren deels overkomelijk; hoewel sommige monteurs wel ‘billenknijpmomenten’ hadden meegemaakt.
Het overstappen van een busje naar een bakfiets betekende voor de monteurs een grote(re) verandering: zij verloren hun comfortabele zit- en pauzeplek en tevens opslag van materiaal. Daarnaast was er ook onder deze monteurs onzekerheid over de actieradius en beschikbaarheid van laadpalen. Dit laatste bleek in de praktijk geen probleem te zijn, en ook waren de monteurs positief over de verkorting van de reisafstand en -tijd tussen binnenstedelijke klussen doordat een fietser gebruik kan maken van directere routes. De monteurs vonden het ook leuk dat zij soms positieve reacties kregen uit de omgeving op het moment dat zij met de bakfiets door de stad reden.
Het was voor de deelnemende monteurs wel van cruciaal belang dat zij tijdens de pilots goed werden begeleid door hun werkgevers. Daar waar kritiek over de pilots werd geuit, had dat veelal betrekking op de communicatie tussen de pilot-deelnemers en hun leidinggevenden. Op basis van alle ervaringen hebben wij geconcludeerd dat bedrijven die overwegen om (L)EV’s in te zetten vantevoren goed moeten nadenken over de manieren waarop zij met hun medewerkers zullen communiceren, experimenteren en evalueren. Dit ondersteund de medewerking van de mensen die daadwerkelijk met de (L)EV’s aan het werk moeten.
Naast goede communicatie en stimulering van gedragsaanpassingen kunnen servicebedrijven ook hun arbeidsvoorwaarden en personeelsvoorzieningen aanpassen, zodat de overstap naar een elektrisch voertuig voor monteurs extra interessant wordt. Dit kan bijvoorbeeld ook door reis- of lunchvergoedingen te verruimen of beschermende kleding aan te bieden. Wanneer de betrokkenen in dat proces ruimte krijgen om al hun ideeën en ervaringen in een open dialoog te delen, zullen EV’s in allerhande vormen van transport en mobiliteit in het bedrijfsleven zeker hun intrede kunnen doen!
Tekst: Marith Dieker, LEV KC
Foto: Video Bros