In het voorjaar van 2019 heeft het ministerie van IenW een aangescherpte richtlijn voor de ‘Bijzondere Bromfietsen’ gepresenteerd die gebaseerd is op de brommerrichtlijn (168/2013). Deze aanpassing van de regelgeving is een tussenstap geweest voor de ontwikkeling van een nieuw nationaal toelatingskader voor LEV’s. Inmiddels krijgt het toelatingskader vorm waarmee een nieuwe indeling tot stand komt van de voertuigcategorieën. Hoewel de nieuwe regelgeving nog invulling moet krijgen voor wat betreft productveiligheidseisen, de regelgeving t.a.v. ‘de plek op de weg’ en specifieke eisen aan ‘het gedrag in het verkeer’ is al wel duidelijk dat de RDW als onafhankelijke keuringsinstantie ook geïntensiveerd toezicht op de productie van LEV’s zal uitvoeren.
In de nieuwe regelgeving verwacht de minister van producenten en distributeurs dat zij een kwaliteitssysteem hanteren. Door DOET en de HAN is, in samenwerking met Lloyd’s Register al in 2019 een vooronderzoek uitgevoerd, gericht op het ontwikkelen van een toetsbare norm waarin de eisen van het ministerie IenW zijn opgenomen en die tevens een bijdrage kan leveren aan de verdere professionalisering van de Light Electric Vehicle branche. Begin 2021 is dat onderzoek doorontwikkeld, wat geresulteerd heeft in een gedegen plan van aanpak voor het opzetten van het keurmerk zelf.
Voor de LEV branche zijn er verschillende reden om in te zetten op een keurmerk:
- Partijen willen zich in de markt onderscheiden, m.n. met betrekking tot kwaliteit
- Consumenten willen ‘het kaf van het koren’ kunnen scheiden
- Incidenten die om meer regulering vragen, m.n. met betrekking tot veiligheid
- Creëren van verbinding tussen partijen binnen de LEV branche
Daarnaast biedt een keurmerk voor fabrikanten en aanbieders een aantal andere voordelen: ze worden eerder serieus genomen door overheden, krijgen minder vaak controles van de RDW, en zijn interessanter en beter vindbaar voor investeerders, verzekeraars en consumenten. Het doel van het keurmerk is tenslotte het waarborgen van de kwaliteit van de processen die binnen een LEV-marktpartij worden uitgevoerd.
Belangrijk uitgangspunt bij de opzet van het LEV keurmerk is de functionele veiligheid, en het afdekken van veiligheidsrisico’s. Technisch-specifieke eisen stellen is daarvoor minder effectief dan het formuleren van minimale kwaliteitseisen van het resultaat van de bedrijfsactiviteiten. Het keurmerk zal haar bestaansrecht moeten ontlenen aan de waarde die de betrokken partijen daaraan hechten. Evident daarbij is dat de gestelde kwaliteitseisen mede voortkomen uit de benadering van de toezichthoudende partij (de RDW), en zijn ingegeven door de belangen van de stakeholders: consumenten, fabrikanten, verzekeraars, het ministerie en financiers. Cruciaal is dus dat dominante stakeholders een actieve rol spelen in de totstandkoming van het keurmerk.
Of het keurmerk inderdaad ontwikkeld en in gebruik genomen gaat worden, hangt af van de slagkracht die de stakeholders gezamenlijk kunnen tonen. Nog belangrijker is dat het keurmerk een erkende plek krijgt in het toetsingssysteem waar momenteel door het ministerie en de RDW aan gewerkt wordt. Het LEV Kenniscentrum draagt graag bij aan de verdere ontwikkeling van het keurmerk als deskundige en procesbegeleider.